Iedereen kent wel het positiespel 4 tegen 4 met 2 neutrale spelers. Een uitstekende oefenvorm, maar hierin te variëren is uitermate belangrijk voor de ontwikkeling van spelers. In deze oefenstof special vindt u verschillende variaties van positiespelen, waarin we ons richten op de positiespelen waarin gebruik gemaakt wordt van neutrale spelers.
Tekst: Paul van Veen
Tip: bewaar de oefenvormen in jouw persoonlijke database, zodat je ze later kunt raadplegen.
Kaatsers op de korte zijde (1742)
De bekendste oefenvorm waarbij gebruik gemaakt wordt van neutrale spelers, is de vorm waarin de neutrale spelers op de korte zijde staan.
Kaatsers op de lange zijde (2193)
Door de neutrale spelers op de lange zijde te zetten, krijg je vaak alweer een heel anderen vorm. Als de bal bij de een kaatser op de korte zijde is, zullen spelers vaak erg goed moeten vrijlopen om onder de druk uit te spelen. In deze vorm heeft een kaatser veel meer opties.
Kaatsers op alle zijden (1856)
Door kaatsers op alle zijden te zetten, krijgen de spelers in balbezit veel meer opties en wordt het makkelijker om de bal af te spelen. Als je merkt dat de bal te vaak bij de kaatser ligt, kun je het de spelers weer moeilijker maken door de neutrale spelers de bal maximaal 1x te laten aanraken. Sowieso is het verstandig dat een neutrale speler nooit naar een andere neutrale speler mag spelen, want dan krijg je een heel raar verloop van de vorm.
Vrij spel (2192)
Wanneer de kaatsers geen vaste positie hebben, zal het positiespel weer een heel andere dimensie krijgen. Je kunt er hierbij voor kiezen dat de positie op de korte zijde toch altijd bezet moet zijn (maar niet door een neutrale speler) of iedereen vrij spel geven.
Kaatsers in een middenvak (1889)
Wil je bepaalde spelers als aanspeelpunt gebruiken, dan is een positiespel met kaatsers in het middenvak wellicht een goede oefenvorm om te doen.
Kaatser(s) in een middenvierkant (1662)
Door het vak nog kleiner te maken zullen de kaatsers nog centraler komen te spelen en bijna altijd automatisch goed staan om de driehoek te kunnen maken.
Kaatser in een eindvak (2194)
Er zijn twee belangrijke redenen waarom je voor een positiespel zou kiezen, waarbij de kaatser in een eindvak staat.
De eerste reden is dat je hierdoor de kaatser meer tijd geeft om een goede pass te geven, immers de kaatser kan niet aangevallen worden door de tegenstander.
De tweede reden is wanneer je een positiespel wilt spelen waarbij je een punt kunt scoren door van kaatser naar kaatser te spelen. Als de neutrale speler dan op een lijn staat, zijn er altijd 'slimme' spelers die dan de kaatser die op een zijde staat extreem gaan afdekken, waardoor de kaatser niet meer aangespeeld gaat worden en waardoor de oefenvorm er niet meer goed uitkomt. Dan is het slim om de kaatser in een eindvak te zetten, zodat deze wat meer bewegingsvrijheid heeft.
Kaatser in een eindvak - aan 1 kant beginnen (2195)
Het vrijlopen is een belangrijk onderdeel van het voetbalspel. In deze vorm starten we het 'positiespel' steeds op 1 zijde (bij rood) en proberen zo naar de andere zijde te komen. Zo train je extra op het vrijlopen in een georganiseerde situatie (extra moeilijk). Na vijf ballen mag het andere team met de bal beginnen en zo hou je iedereen betrokken en gemotiveerd.
De niet-kaatsers op de zijde (2196)
Door de kaatsers een vrije rol te geven, maar de balbezittend spelers wel, krijg je wederom een heel andere situatie dan de kaatser op de lijn te zetten. Spelers zullen zelf er voor moeten zorgen dat alle posities bezet zijn.
Spelen in formatie (2197)
In deze vorm wordt van het balbezittende team verwacht dat ze in een bepaalde formatie spelen. In dit voorbeeld 2-3-2, waarbij de kaatsers de centrumspelers zijn. Op het moment dat het andere team de bal verovert, moeten ze proberen om zo snel mogelijk weer in de formatie te spelen. Dit is een vorm die Roger Schmidt vaak doet.
Spelen in een zeshoek (2198, 2199)
Het spelen van een positiespel in een zeshoek is steeds meer in opkomst en kan ook uitstekend gebruikt worden om te spelen met neutrale spelers. In
oefenvorm 2198 speelt geel tegen blauw en zijn er zes neutrale spelers. In de tekening zie je die neutrale spelers ook in verschillende kleuren, want het werken in vier kleuren maakt het makkelijker om te wisselen. Als blauw de bal verovert, nemen zij de positie op de zijde over van geel.
In
oefenvorm 2199 hebben we minder neutrale spelers in het midden, dus zal er meer van zijde naar zijde gespeeld moeten worden, wat het spel wezenlijk anders maakt. Ook hier neemt blauw positie op de zijde op het moment dat zij de bal weten te veroveren.
3 tegen 2 met 6 neutrale spelers en 3 ballen (2191)
In deze oefenvorm spelen we een positiespel 3 tegen 2 met 6 kaatsers. Het doel van het drietal is om een bal van de kaatser te vragen en deze bij een andere kaatser in te leveren. Deze oefenvorm vraagt veel van de verdedigers, want het spel kan alle kanten op en er kunnen meerdere ballen in het spel zijn. Als de verdedigers het moeilijk hebben, stel dan de regel dat er maximaal 1 bal in het spel mag zijn en de bal minimaal 1x overgespeeld moet worden.
Verschillende vakken (1885, 1886, 1887, 1888)
Bij het spelen van een positiespel in twee vakken zijn er ook verschillende variaties mogelijk om neutrale spelers toe voegen. Het voordeel van het werken met neutrale spelers (zoals bijvoorbeeld
oefenvorm 1887) is dat het spel hoe dan ook steeds van vak verplaatst, ongeacht welk team balbezit houdt. Als je dit vergelijkt met
oefenvorm 1865), dan wordt er alleen vak gewisseld als de verdedigers de bal veroveren. Niet dat dat slecht is, maar wel iets om rekening mee te houden.
Slotwoord
Natuurlijk is het werken met neutrale spelers in een positiespel geen doel op zich, maar het is altijd goed als trainer te zien wat voor variaties er mogelijk zijn. Wij hopen dat deze oefenvorm u weer geïnspireerd hebben om deze te gebruiken of dat deze u geïnspireerd hebben voor nieuwe oefenvormen voor uw spelers.